Het wordt wel de mooiste reis ter wereld genoemd. En dan de lange versie, dus via de Falklandeilanden en South-Georgia, ongekende natuurparadijzen. Alleen per boot te doen in 18 tot 20 dagen. De reis van mijn leven.
Lees verder
Het wordt wel de mooiste reis ter wereld genoemd. En dan de lange versie, dus via de Falklandeilanden en South-Georgia, ongekende natuurparadijzen. Alleen per boot te doen in 18 tot 20 dagen. De reis van mijn leven.
Ontdek Antarctica zelf
Sapa Pana Travel is gespecialiseerd in reizen op maat naar Latijns-Amerika & Antarctica. Kwaliteit en service staan bij Sapa Pana Travel voorop.
De reis wordt geheel afgestemd op de individuele wensen van de klant. We hebben zelf langere tijd gereisd door deze landen. En door onze uitgebreide werkervaring in de reiswereld helpen we u op vakkundige wijze bij het samenstellen van uw maatwerkreis.
Meer informatie: www.sapapanatravel.nl
Het is niet eenvoudig om vast te leggen wat je allemaal ziet tijdens een 20-daagse reis naar de Falklandeilanden, South-Georgia en het Antarcticisch Schiereiland.
Zo kwam een jonge zeeolifant naar me toe en snuffelde aan mijn broek. Zeven soorten pinguïns lieten zich zien: Magelhaenpinguïn, rotsspringer, macaronipinguïn, koningspinguïn, adeliepinguïn, ezelspinguïn en kinbandpinguïn. En orka’s, walvissen en veel meer. De imposante keizerspinguïn was niet te bereiken, er lag nog te veel ijs. Al met al een heus avontuur; alsof je in een levende natuurdocumentaire zit, zo mooi. Kijk maar.
Bij het maken van De Lijst voor Droomplekken.nl kwam ik nog wat ‘gaten’ in mijn bestemmingen tegen. Plekken waar ik nog niet was geweest, maar wel altijd graag naar toe wilde. Eén daarvan was Argentinië, land van Maxima en de tango. Een ander gat was zelfs een heel continent: Antarctica. Twee bestemmingen die goed te combineren zijn, dacht ik nog.
Ruim een jaar later sta ik er, een gedegen voorbereiding is nodig om de juiste manier van reizen te vinden. Want het aanbod is divers en veelal niet goedkoop. Waarvandaan vertrek ik? Ga ik bijvoorbeeld direct naar Antarctica in tien dagen of wordt het een langere route? En wat is de beste tijd om te gaan?
Zomaar een ochtend in Buenos Aires. In het kleurrijke La Boca maakt een tango-paartje zich klaar voor een televisieopname in de open lucht. Ze oefenen wat danspassen, de haargel van de man glimt in de zon.
Ik spot Maradona’s heilige gras: dat van Boca Juniors. Overal zijn fanshops. Maar de Messi-shirts lopen inmiddels beter dan die van de ‘ouwe meester’. Enkele jonge kinderen voetballen tussen de huizen, zoals het hoort. Winkeliers zetten hun reclameborden buiten. De vis is ‘net gevangen’, de leren jassen zijn ‘extra zacht’ en het lamsvlees voor de lunch straks ‘vers’.
De Argentijnse cultuur ligt hier letterlijk op straat. Hoe anders is het in Peninsula Valdés. Dit schiereiland in Patagonië is bekend van de televisie; orka’s die een jonge zeeleeuw op het strand pakken. Op het strand ja. Natuurlijk hoop ik het ook te zien, maar de kans is extreem klein. Logisch ook, want de kilometerslange stranden liggen vol met zeeolifanten en zeeleeuwen.
In dit dorre deel leven ze langs de kust, net als magelhaenpinguïn. Wandelend verken ik de stranden waar de mannetjes zeeolifanten maar een ding aan hun hoofd hebben: paren. Of eigenlijk twee: geen andere mannetjes bij hun vrouwtjes laten. Door alle sex en gevechten verliezen ze maar liefst twaalf kilo per dag.
In Valdés kampeer ik op het strand. Tussen de walvissen. Dit gebied is een perfect voorproefje van de Antarctische eilanden. Net als Los Glaciares, de gletsjers van de Andes. Ik sta recht voor de Perito Mereno en zie ijstorens van wel 40 meter hoog. Terwijl het merendeel onder water ligt. Ik besef me dat dit ander ijs is dan de grote ijsmassa die jaarlijks aan de Zuidpool groeit. Later op de reis hoop ik de verschillen te zien; nu is ijs voor mij nog gewoon ijs.
Ik reis door naar Ushuaia, dat zich de zuidelijkste stad ter wereld noemt. In de haven ligt de boot, de Plancius uit Nederland. Dat is mijn bestemming de komende 19 dagen. Hij zal me brengen naar de Falkland-eilanden, Zuid-Georgia en uiteindelijk naar Antarctica. En weer terug, hoop ik.
Het schip gaat voor anker bij Saunders Island. Aan dek worden de weersomstandigheden besproken. Regent het, sneeuwt het? Maar vooral; hoe staat de wind en hoe hard is hij? Dat is het belangrijkste voor ons, die bepaalt het programma. Of eigenlijk die kan het programma verstoren. Het plan is om met een zodiac aan land te gaan. Via een ‘wet landing’.
Ik spring uit de boot in de branding. Het is duidelijk; hier moet je geen grote golven bij hebben. Iets verderop staan wat ezelspinguïns nieuwsgierig naar me te kijken. Bovenop de heuvel ligt hun ‘rookery’, het gebied waar ze gezamenlijk nestelen. Ik tel wel twaalf ‘rookeries’ voor me. Met duizenden pinguïns. Terwijl ik langzaam stil word, lijken zij juist steeds meer kabaal te maken.
Een groepje rotsspringers komt voorbij gewaggeld. Dit moeten wel de meest guitige pinguïns van allemaal zijn door hun gekke gespring. Ze komen wat water drinken bij een bergstroompje. En ze willen allen op hetzelfde plekje staan. De één volgt de ander. Gedrag dat ik wel vaker zal zien de komende dagen.
Wandelend verken ik de steile kust. Een groep van honderden wenkbrauwalbatrossen zit hier op eieren. Deze machtige vogels stijgen eenvoudig op tegen de wind en zeilen duizenden kilometers op de wind om eten te zoeken. Maar ik ga terug naar de stranden vol pinguïns. Die levende natuurdocumentaire trekt me meer.
De diverse baaitjes lijken zo uit de Cariben te komen. Helder blauw water, geel zand, een lekker zonnetje en veel groen met diverse bloeiende struiken. Alleen de pinguïns passen niet helemaal in het tropische plaatje. Net als de watertemperatuur die zo’n 7 graden is.
Aan het einde van de wandeling nodigt een lokale bewoonster me uit voor thee met Engelse cake. De vrouw woont hier al dertig jaar en ze geniet zichtbaar van deze warme voorjaarsdag. Ze weet het, zo zuidelijk op aarde moet je dit soort momenten koesteren. En ja, ze blijft hier wonen.
,,In Engeland is het pas slecht weer,” is het laconieke antwoord. Een bijdehante Falklandcaracara, een roofvogel die alleen hier leeft, komt van dichtbij kijken of ik alles wel op eet.
Stanley is het hoofdstadje van de Falklands. Een typisch Engels stadje, ver weg in Zuid-Amerika. Op de weg overheersen Landrovers, ik zie een rode Engelse telefoon en diverse huizen hadden ook in Devon kunnen staan bijvoorbeeld. Het is duidelijk wie het conflict om de eilanden destijds heeft gewonnen.
Op de Falkland-eilanden leven enkele duizenden mensen en miljoenen dieren. Een ruig gebied, maar vol leven. Ik dacht dat Valdés en Los Glaciares de opwarmertjes waren, maar eigenlijk is dit het. Een voorproefje dat bijna niet bevatten is. En me alleen maar nog nieuwsgieriger maakt wat er nog gaat komen.
Een vallei vol met pinguïns. De koningspinguïn en ezelspinguïn leven hier bij elkaar. Het gonst van de geluiden. Enkele hebben al eieren, maar ik zie ook mannetjes nog druk bezig een nest van steentjes te maken om de vrouwtjes te imponeren. Ik moet opletten, want om me heen zijn veel overijverige en vooral luidruchtige mannetjes zeeolifanten en bijtgrage Kerguelzeerobben (in het Engels: Antarctic fur seals)
Het is alleen per boot bereikbaar en ligt op twee dagen varen van de Falklands. Maar wie van de natuur houdt moet ooit eens naar South-Georgia. Een eilandengroep midden in de oceaan. Met gletsjers en machtige bergpieken, zie je hier fjorden, rotsige kusten, maar ook hier stranden zonder vegetatie. En ongekend veel dieren, je struikelt er bijna over.
De mannetjes wachten met smart op de vrouwtjes, die binnenkort arriveren. Nu houden ze andere, met hun scherpe tanden en veel geluid andere mannetjes op afstand. En toeristen. Op onze terugweg zwemmen naast de zodiac tientallen pinguïns. Stuk voor stuk komen ze als torpedo’s uit het water om iets verderop weer onder te duiken. Ook zij zijn op de terugweg, maar dan na een dag eten zoeken.
In de vroege ochtend maak ik een wandeling in de voetsporen van Ernest Shackleton. Over de heuvels naar het bemande walvisstation Stromness, dat destijds zijn redding betekende. Deze Britse ontdekkingsreiziger liep hier nadat hij schipbreuk had gelopen in het ijs van Antarctica in een poging om de Zuidpool over te steken. Hij overwinterde er met zijn bemanning, zijn menu bestond uit pinguïn en zeehonden.
Het heroïsche verhaal van Shackleton is bijna ongeloofwaardig. Zeker de 21-daagse overtocht in een bootje van nog geen zeven meter van Antarctica naar South-Georgia; zo’n 1.500 kilometer. Zonder gps of wat dan ook. Maar toen hij land bereikte was hij er nog niet. Voor hem zag hij talloze bergheuvels en gletsjers. Ik loop het laatste deel van zijn tocht. Het is bijna niet voor te stellen wat zij door hebben gemaakt.
Het weer is opvallend goed. Met sneeuw of harde wind wordt dit al snel een uitdaging. En Shackleton deed het in 1914, de kleding was toen nog niet zo goed als nu bijvoorbeeld. Als ik na twee uur lopen de restanten van Stromness zie, probeer ik te voelen wat hij moet hebben gevoeld na twee jaar ellende. Wat niet lukt natuurlijk. Hij moet jankend van blijdschap naar beneden hebben gelopen. En de klif is zo stijl dat hij alsnog zijn nek had kunnen breken.
De jonge reuzenalbatros zit naast het nest. Hij is rebels en voelt zich niet op zijn gemak. Ik weet niet of het door mij komt of door zijn honger, zijn honger naar de wereld. Net als zijn ouders, die alleen aan land komen om te paren en hun jongen groot te brengen. Dit is Prion Inland, één van de belangrijke nestplaatsen voor deze vogel. En wereldberoemd bij vogelaars.
Het jong haalt me uit mijn gedachten als hij zijn vleugels open gooit. Immens zijn ze. Hij flappert wat, en nog eens, en nog eens. Mijn camera klikt, en nog eens en nog eens. De jonge vogel is nog niet helemaal klaar voor de grote reis.
In de avond praat ik wat na wetenschappers ter plekke. Ik hoor over het immense ‘rattenprobleem’. Met de eerste mens, kwam de eerste rat. Allerlei schepen namen in hun kielzog deze dieren mee naar Zuid-Georgia. De ratten voeden zich met eieren en jongen van de vogels, waardoor complete populaties verdwijnen. Met helikopters wordt nu massaal rattengif verspreidt over de delen die sneeuwvrij zijn.
Mijn meerdaagse bezoek aan Zuid-Georgia maakt iets duidelijk. Dit natuurparadijs moet gered worden. Ik kijk uit over Grytviken, ook een voormalig zeehonden- en walvisdorpje. Gelukkig is de mens tot inzicht gekomen. De dieren die ooit tot bijna uitsterven toe werden bejaagd, worden nu gekoesterd. Als toerist kun je alles zelf zien, in levende lijve of in het verleden in het museum.
Ik had er van diverse mensen al over gehoord. Het is het mooiste landschap dat je op Antarctica kunt zien. IJsbergen, overal. In alle vormen en maten. Tientallen, nee honderden. Flatgebouwen, maar dan gekanteld. Sommige kaarsrecht, andere in de meest bizarre vormen door de wind en het zeewater. Later merk ik dat ik bijna allemaal fotogeniek vond als ik de foto’s bekijk. Ach, mooi is het zeker.
Ik zie een extreem blauwe ijsberg, door het ijs is hier het zuurstof uitgeperst. Ik kijk naar boven. De lucht heeft alle kleuren grijs, af en toe breekt de zon door. Niet slecht, deze kennismaking met het droogste, hoogste en koudste continent ter wereld.
Land is nog niet in zicht, maar dit is Iceberg Alley. In het bovenste deel van de Weddellzee lijken alle ijsbergen zich te verzamelen, om in een soort parade voorbij te trekken.
Het is voorjaar op Antarctica. Het pakijs smelt langzaam, terwijl de dagen juist snel langer worden. En per dag neemt de drukte hier toe, met vooral dieren.
Bijna alle dieren zijn bezig met de voortplanting die in de korte zomerperiode moet gebeuren. Walvissen trekken massaal naar het zuiden om zich letterlijk vet te eten. Een ongekende rijkdom en ver weg van de rest van de wereld.
Rimpelloos water. Op de ruigste plek ter wereld. In een baai schijnt de zon volop en alles om me heen reflecteert in het water. En het blauwe water is extreem helder. Ik zie krill zwemmen; minuscule diertjes van een paar millimeter tot een tiental centimeters.
Het is warm, ik doe mijn jas open, mijn muts af en handschoenen uit. ‘In Antarctica moet je je erg warm aankleden’. Ja, maar vandaag niet.
De krill is de belangrijkste reden waarom je hier zoveel dieren ziet. De golfstroom brengt het diepzeewater aan de oppervlakte waardoor het door fotosynthese gaat ‘leven’. Ze dienen als voedsel voor vissen, die op hun beurt weer op het menu van zeehonden en talloze andere dieren staan. En zij staan weer op het menu van bijvoorbeeld orka’s.
Pinguïns proberen iets verderop aan land te gaan, maar dat is anderhalve meter hoger. Je ziet ze onder water vaart maken om met volle kracht uit het water te springen. Ze vallen op de sneeuw; op hun voeten, maar vaker op hun buik. Soms stuiteren ze nog even door. Ongewild moeten dit de meest guitige dieren ter wereld zijn. Ik ken dit soort taferelen alleen van de televisie, een gevoel dat ik al vaker had hier.
Hoe zuidelijker, hoe meer dieren. Mijn op Zuid-Georgia bedachte theorie gaat niet helemaal op. De kou en de sneeuw vormt voor veel dieren een te grote barrière. Op Antarctica kom je veel zeehonden alsook walvissen tegen. Maar de meeste soorten pinguïns leven niet op Antarctica, maar juist op eilanden als Zuid-Georgia en de Falklands. Iets wat veel mensen vergeten.
Adèliepinguïns en keizerpinguïns komen alleen op Antarctica voor. De kolonies van laatstgenoemde zijn nu nog niet bereikbaar door het vele ijs. Maar de Adéliepinguïn is opmerkelijk genoeg de meeste voorkomende soort ter wereld. Ik ga zitten bij een kolonie. Ze zijn zo druk bezig dat de sneeuw smelt. Ze zoeken steentjes voor een nest, zodat ze kunnen gaan broeden. En ja, er wordt weleens wat gejat van een ander nest. Ze gaan dan letterlijk bekvechten, terwijl een derde er met het steentje vandoor gaat.
Wie hier komt wil graag zoveel mogelijk zien. Het lijstje staat op zeven: Magelhaenpinguïn, ezelspinguïn, rotsspringer, koningspinguïn, adéliepinguïn, macaronipinguïn en kinbandpinguïn. Vanaf de boot zag ik al talloze andere diersoorten als Antarctische dwergvinvis, zuidelijke zwarte dolfijn, bultrug en gewone vinvis. En Weddellzeehonden en krabbeneters. De vogels ben ik gestopt te tellen. Een paar zeeluipaarden zag ik van een afstandje, net als orka’s. Maar ja ik moet een reden hebben om ooit eens terug te komen.
Een van de vaste onderdelen is een stop op het vasteland, oftewel the Antarctic Peninsula. Veel andere stops zijn namelijk op de omliggende eilanden. Ik sta op ‘Brown Bluff’, een stukje rots in een landschap van ijs en sneeuw. Ik had wat whisky meegenomen en proost op het continent, mijn zevende. Opnieuw zijn duizenden luidruchtige pinguïns, in dit geval ezelspinguïns, mijn getuige.
Hij oogt wat klein, al is het mijn eerste indruk. Hiermee ga ik me op de ruigste zee ter wereld begeven? De ‘Drake Passage’ staat altijd garant voor golven als bergen, Antarctica laat zich niet zo maar bereiken. Ongerust ben ik niet, maar wel gespannen, merk ik. Ik reis in totaal meer dan 6.000 kilometer met de boot, in 20 dagen. Dat is best veel. Ik denk er nog maar even niet over na als ik op het dek sta.
Ik sta op de Plancius in Ushuaia in Argentinië, de meest zuidelijke stad ter wereld. Het is een Nederlands schip, met achterop een Nederlandse vlag. Maar de kapitein is Russisch, de kok Duits, de ‘hotelbaas’ Engels en de expeditieleider Frans. En de toeristen komen echt overal vandaan. Hoezo een internationaal gezelschap?
Eerlijk is eerlijk, het is wel even wennen. De boot ziet er keurig uit, de kamer is nog niet eens zo klein (met een raampje), het bed is lekker zacht en het tv-tje laat speelfilms zien. De crew bestaat uit maar liefst 43 man, op 103 passagiers. Al snel merk ik waar al die bemanning voor is. Voor een overvol programma; je wordt continu bezig gehouden.
Langzaam zie ik het laatste stukje land verdwijnen aan de horizon. Vogelaars zoeken de eerste zeevogels, zoals albatrossen. Ik denk aan de keuzes die ik maakte voor deze reis. Het aanbod is opvallend groot voor zo’n afgelegen continent. De meeste reizen naar Antarctica gaan met de boot. Je kunt met het vliegtuig, maar zonder hotels of zo is dat zinloos.
Met de boot zijn er talloze routes om uit te kiezen. Vanuit Ushuai gaat 90% van de reizen, simpelweg omdat het daar slechts 1.000 kilometer naar Antarctica is, vanuit Nieuw-Zeeland is het bijna 3.000 kilometer. Je kunt vanuit Zuid-Amerika direct naar beneden of via de Falkland-eilanden en Zuid-Georgia gaan. En andere varianten. Ik kies de langere route, vanwege de diverse landschappen en ongekend vele dieren.
Daarnaast moest ik kiezen uit de talloze expeditieschepen die tijdens de reis fungeren als hotel, restaurant en wachtruimte als je op zee zit. Je hebt kleinere boten (voor 100 mensen) en grotere (voor 150 of meer). Bijzonder zijn de ijsbrekers, die vaak dieper Antarctica in trekken. Mij lijkt een kleinere boot wel wat, omdat hij op meer plekken mag aanleggen. Oh, en de prijs telt ook mee, want dit zijn reizen met stevige prijzen.
Op zee, ik had het nog niet meegemaakt. En je zit bij deze reis ongeveer de helft van de dagen op zee. En een dag op zee is voor veel mensen vechten tegen zeeziekte. Ook voor mij, al heb ik me goed voorbereid. Gelukkig is er veel afleiding. Tijdens de zeedagen geven de biologen aan boord veel presentaties. Over de dieren, het ijs, (on)fortuinlijke ontdekkingsreizigers en meer. Ook is er een geoloog die gepassioneerd verteld over hoe dit meest bijzondere vulkaangebied tot stand is gekomen.
Bij de Falkland-eilanden, South-Georgia en het schiereiland van Antarctica maken we excursies, ‘wet landings’ genaamd. Deze worden gemaakt met zodiacs, een stevige rubberen boot met buitenboordmotor. Je krijgt een reddingsvest. Ik moet uit de zodiac springen op het strand. Op mijn felgroene, maar wel lekker gevoerde laarzen. Tezamen met de muts, handschoenen en felgekleurde kleding moet dit raar uitzien voor de pinguïns.
Het weer is niet alleen van belang voor je dikke kleding. Maar het bepaalt hier alles, zoals het dagprogramma. Net als de golven. Want als deze te hoog zijn, dan valt het programma letterlijk in het water. De expeditieleider heeft altijd diverse plannen voor een dag, maar het kan gebeuren dat je de boot niet af kunt. Gelukkig maak ik het niet mee.
Een excursie duurt meestal enkele uren, waardoor je goed de tijd hebt om rond te kijken. Wel gelden er regels. De minimale afstand voor een dier (ook pinguïns) is vijf meter en je mag niet tussen de kolonies door lopen. Als de dieren naar je toe komen, wat veel gebeurt, moet je rustig blijven. Aan het begin van het seizoen zijn veel dieren bezig met het zoeken van een partner en dus wat oververhit.
Terwijl ik de oneindige wildernis nog eens goed in me op neem, valt me op dat een zeedag wel heel anders is dan een dag aan land. Want dat is een uitdaging om alle indrukken te verwerken, je ziet bijna té veel. Een reis naar Antarctica is intensief. En ongekend afwisselend, maar het is vooral een aanval op je zintuigen.
De filmpjes op YouTube had ik met verbazing bekeken. Toeristen die door jonge zeeolifanten werden geknuffeld. Soms een beetje, soms een beetje veel. South-Georgia is daarvoor de plek als de jonge dieren op het strand liggen te rusten. De tactiek is simpel. Je gaat op zo’n vijf meter van het dier liggen en hoopt dat hij (of zij) nieuwsgierig naar je toe kruipt.
Ik ga op de vele kiezels liggen bij een jong dat me met zijn grote ogen aan kijkt. De lieve ogen, de guitige kop en het lijf van blubber maken het een lieve knuffel. Alleen net iets te groot, dit dier weegt nu al ruim honderd kilo. Hij kijkt me aan en niest. En nog een keer. Hij kruipt iets naar me toe, nieuwsgierig als hij is naar dit vreemd uitgedoste wezen in felgekleurde kleding.
Langzaam maar zeker komt hij dichterbij, hij legt zijn kop op mijn bovenbeen. Ik moet er niet aan denken dat hij met zijn volle gewicht op me komt, zoals op YouTube weleens gebeurt. Maar ik smelt wel, hij is te schattig en lief. Wel vreemd, dit kan dus een meer dan 3.000 kilo wegend mannetje worden met zo’n vreemde slurf aan zijn kop. Die andere mannetjes aanvalt, tot bloedens toe. Iets verderop zie ik twee mannetjes vechten. Bizar.
Het strand is overvol. Waar ik kijk staan koningspinguïns. Duizenden, zelfs tienduizenden. Ik sta met mijn laarzen in het water, de pinguïns gaan het water in om zich te wassen in zee. Ze duiken de golven in, om met veel geweld enkele minuten later massaal weer op het strand te ‘vliegen’. Vlak voor me voeten. Ik weet niet waar ik moet kijken. De waterspetters vliegen me om de oren.
Ik ga even opdrogen bij een Kerguelenzeebeer, of eigenlijk een kolonie. Het zijn allemaal mannetjes die nu een territorium opeisen voordat over een paar weken de vrouwtjes arriveren. Hij blaft naar me, althans zo klinkt het. Een raar geluid. Als hij nog dichterbij komt moet ik me groot maken, wat enkele seconden later nodig blijkt. Hij blaft nog een keer, maar accepteert het dat dit stukje strand van mij is.
Dieren kijken in het wild is mooi, je ziet hier opvallend veel diergedrag. Welk moment van het seizoen je ook gaat. Dieren als pinguïns, zeeolifanten, zeehonden en robben komen aan land om te paren, kinderen te krijgen en deze op te voeden. Je kunt het gevecht om een plekje op het strand zien, de paring, het gevecht om eten, het voeren van jongen, enzovoort. Ik ga even zitten. Het is teveel informatie voor de harde schijf in mijn hoofd.