Een van mijn eerste reizen ooit was naar Maleisië, zo’n twintig jaar geleden. Nu ga ik terug om te kijken of het nog steeds bevalt.
Lees verder
Een van mijn eerste reizen ooit was naar Maleisië, zo’n twintig jaar geleden. Ik werd gegrepen door de chaos, de schoonheid, de mensen en het heerlijke eten. Nu ga ik terug om te kijken of het nog steeds bevalt. Met Cameron Highlands, Melakka, Taman Negara en Penang op het programma.
Ontdek Maleisië met ANWB Reizen
Corno ging met ons op reis en noemt Maleisië; met recht een ideaal land om kennis te maken met Azië. Ga je met ANWB Reizen op een verre reis, dan ontdek je de mooiste plaatsen, maar wordt ook gewoonweg lekker vakantie vieren niet uit het oog verloren. Kiest u voor een comfortabele groeps- of single reis of juist voor een flexibele privéreis? Wij nemen u graag mee!
Kijk op: www.anwb.nl/vakantie/maleisie/voor meer informatieAls reiziger maak je door de jaren heen een ontwikkeling door. Ik wilde toen ik nog op school zat naar Azië, al wist ik er weinig van. Maar de verhalen over de bonte mix van natuur en cultuur boeiden me en ik wilde het zelf ontdekken. Met name het regenwoud…
Als je je er enigszins in verdiept dan kom je dan al snel op Maleisië uit. Een land dat relatief eenvoudig te bereizen is. Met lekker weer, lekker eten en vriendelijke mensen. En weinig gezondheidsproblemen. En nog steeds opvallend goedkoop.
Ik ga terug, na ruim twintig jaar. Inmiddels heb ik veel geleerd over de wereld; de mensen en hun cultuur, maar ook over mijn hobby; dieren en natuur. En weet ik eten meer op waarde te schatten (lees: ik geef er nu bewust meer geld aan uit).
Tijdens deze rondreis doe ik vooral de Must Do’s, je kent ze wel. Dingen die je absoluut gezien moet hebben. De vele avondmarkten horen daar ook zeker bij. En ja, die zijn overdag ook gewoon open. Enkele verkopers eten even snel een maaltje tussen het helpen van de klanten door.
Ik verdrink bijna in bekende kledingmerken als Nike, La Coste en QuickSilver. Maar ook horloges van grote merken, zonnebrillen van RayBan en tassen van Prada schreeuwen om aandacht. Alles blinkt en glimt me tegemoet. Ik weet bijna niet waar ik moet kijken.
Al leidt mijn neus mijn ogen wel voortdurend af. De geuren van talloze etenswaren, die ter plekke worden klaar gemaakt, vliegen voorbij. Alle goederen zijn te koop voor superlage prijzen, waarbij je eigenlijk ook nog eens moet afdingen. Als je volhoudt, krijg je er soms wel 50% vanaf.
Dit deel van Maleisië wordt liefkozend ‘The Peninsula’ genoemd; het schiereiland.
Tussen neus en lippen door vraag ik mijn gids hoeveel er hier nep is. ,,Oh, maar zo’n tachtig procent. De rest niet.” Wat dan wel? ,,Alle souvenirs, die zijn lokaal. Het merendeel van alle nepspullen komt uit China, Taiwan en Thailand. Het is net echt…” Hij lacht breeduit.
Het wordt liefkozend ‘The Peninsula’ genoemd; het schiereiland. En ja, je kunt Maleisië simpelweg verdelen in het schiereiland en Borneo. Het schiereiland is de ideale kennismaking met Azië. Met als startpunt Kuala Lumpur, de hoofdstad van Maleisië.
Deze keer ligt de nadruk ook op lekker eten, want de afgelopen jaren heb ik (zoals veel reizigers dat doen tijdens hun trips) een neus ontwikkeld voor lekker eten. Dus ga ik reizen met mijn ogen, maar vooral ook met mijn andere zintuigen. Heerlijk.
Een neushoornvogel vliegt over. Het heldere water kabbelt rustig voorbij. Ik zie karperachtige vissen zwemmen. Eeuwenoude bomen hangen over de rivier vol met lianen en bromelia’s. Hoor ik daar een dier in het struikgewas.
,,Welkom in het oudste regenwoud ter wereld.” De kapitein van de boot haalt me uit mijn gedachten. Hij zegt het met trots. Wikipedia (en met name veel wetenschappers) zijn het niet met hem eens, maar Taman Negara is wel degelijk een bijzondere plek. Een minstens 130 miljoen jaar oude jungle, die ik vooral verken per boot.
Al moet ik ook te voet, want soms moet ik de boot uit om te duwen. Het water is ondiep en de boot loopt af en toe vast. Voor de rest kan ik lekker relaxt achterover zitten met de wind in de haren. Bij een kleine waterval ga ik het water in. Er is niets mooiers dan een beetje drijven in de jungle.
Of ik op ‘vuurvliegjesexcursie’ wil. Ik twijfel even, want ik heb geen idee wat het is.
In het Mutiara Taman Negara Resort verwelkomen een troep Java-apen me. Aan het einde van de dag ontmoet ik bij een uitkijkpunt in het regenwoud een wild zwijn. Hij neemt met genoegen een modderbad. Ik denk terug aan mijn zwempartij eerder die dag. Ieder zijn voorkeur.
Maar de meest intrigerende ontmoeting in Taman Negara is die met de Orang Asli. De Aborigines die nog gedeeltelijk is het regenwoud leven. Ik ontmoet een gezin met twee kinderen. Ze spelen in het zand, terwijl de man een vuur maakt voor het diner. En hij laat zien hoe hij nog steeds jaagt met een blaaspijp. En nee, ze willen geen leven zoals dat van mij. Het is een keuze.
Een man knipt met een aangepaste heggenschaar de bovenste blaadjes van de struiken. Ze komen netjes in een soort opvangbak, om daarna in de zak te worden gegooid. Hij ‘doet’ zo’n 120 kilo per dag, maar wil wel even een praatje maken. Dit zijn de glooiende heuvels van de Cameron Highlands.
,,Ik knip de frisse blaadjes er af, die helemaal bovenop groeien. Je kunt ze herkennen aan de lichtgroene kleur. Later selecteren we de kwaliteit van de thee, ook handmatig.” Hij gaat weer verder met zijn werk.
De Highlands zijn wereldberoemd vanwege de thee. Het ruikt niet alleen lekker, maar het ziet er ook nog eens zeer fraai uit. Rollende heuvels van groen tot zover het oog reikt. Met smalle kronkelende weggetjes ertussen.
Plots zie ik een pas getrouwd stel die hier hun trouwreportage laat maken. De fotograaf posteert ze voor de theestruiken, er in en erachter. Het stel kijkt elkaar verliefd in de ogen. Dat komt wel goed; met de foto’s in ieder geval.
In Malakka zoek ik het Nederlands koloniaal VOC-verleden. Op het Nederlandse rode plein, waar de roodwitte kerk opvalt. Ooit een Nederlands-Hervormde kerk uit 1750, al is het nu een Anglicaanse Kerk.
Ook het Stadhuys staat er nog. En op de begraafplaats zie ik diverse graven van Nederlanders, net als boven op de berg. Op de grafstenen staat in Oudhollands wie er ligt, maar ook wat hij of zij bijvoorbeeld deed. ‘Hier onder leyt begraven Reynierd Dieu. In syn leven oppercoopman in dienst der Ecomp. Overleden den 7 July a 1655.’
Ik maak een boottocht door de stad, over het kanaal langs eeuwenoude huizen die inmiddels kleine winkeltjes of restaurantjes zijn langs het water. Maar ik wil me ook laten vervoeren op een ‘trishaw’; een bont aangeklede trapfiets op drie wielen. Met luide muziek uit de boxen, een grotere contradictie met de stad is er niet.
Onderweg naar het eiland Penang vraagt gids Arifin of ik op ‘vuurvliegjesexcursie’ wil. Ik twijfel even, want ik heb geen idee wat het is. Ja, ik weet wat vuurvliegjes zijn en wat een excursie is. Maar verder … ,,Je gaat met een boot de rivier af op zoek naar deze wonderlijke dieren. Wacht maar, je ziet het vanzelf.”
De bomen veranderen plots in kerstbomen. De lampjes gaan aan, uit, aan, uit, enz. Het zijn er honderden, nee duizenden, tienduizenden zelfs. Dit ongekende natuurspektakel wordt gecreëerd door mannelijke vuurvliegjes die op jacht zijn naar een partner.
Foto’s maken is kansloos vanaf een wiebelend bootje, dus ik kan volop genieten. Dit zou ik meer moeten doen, realiseer ik me. De camera weg, en simpelweg genieten. Het geeft me een goed gevoel, met dank aan de bronstige vuurvliegjes.
Onder meer via Facebook had ik gevraagd om gerechten die ik moet proberen tijdens deze rondreis. Ik kreeg veel reacties; van tussendoortjes tot ontbijt en complete diners. Met een lange lijst en een lege maag ga ik op pad. Ruim een week lang; langs straattentjes en kleine restaurantjes in steden, maar ook in dorpjes.
Ik maak deze culinaire rondreis met gids Arifin Kashim en met chauffeur Chan Kok Khen. ,,Noem me maar Raymond, dat is makkelijker.” Hij is van oorsprong Chinees en getrouwd met een Japanse. Hij lacht: ,,Met eten ben ik makkelijker. Dan lust ik alles.”
Het is typisch Maleisië; een heerlijke mix van culturen. Ze bekijken mijn lijstje uitgebreid en knikken instemmend. Volgens mij eet ik niet alleen deze reis. Ik weet het wel zeker.
Een kraampje met alleen maar saté. Hier wordt zo’n beetje alles op een satéstokje geprikt. Naast satés van kip, zie ik saté van visballetjes, kreeft, stukken broccoli, varkenshuid met honing, surimi, tofu en nog veel meer. Alles wordt netjes geserveerd met drie sausjes. Satésaus, zoetzure saus en pittige chilisaus.
De keuze is lastig; wil ik de saté op de barbecue of zelf koken in heet water? Een mix van beiden lijkt me een goed idee. En om het nog gekker te maken, neem ik ook wat dingen die ik niet ken. Waaronder rog. Dat niet op een stokje zit, maar na de barbecue geserveerd wordt in een bananenblad met okra. Niets mis mee.
De wijk Jalan Latan is beroemd vanwege ‘Street food’, maar ik ga eten in Chinatown. Minder toeristen en goedkoper volgens mijn gids, die zichzelf een lekkerbek noemt. Hij kan uren over eten praten. En probeert er achter te komen wat ik lekker vind. We zitten buiten; de temperatuur is ruim 20 graden.
Eén ding staat vast. Nasi Lemak moet ik proberen; het is de nationale dis van het land. Dit is in kokosmelk gekookte rijst, een pittige kippenpoot (lamscurry kan ook), met gebrande pinda’s, een gebakken ei, komkommer en traditionele chilisaus. Oh, en gefrituurde ansjovis.
Het is eigenlijk een ontbijt, maar wordt tegenwoordig ook als lunch gegeten. En zelfs als diner. Dat lijkt me logisch, ik lust dit ook op elk moment van de dag. Het is een bonte mix van smaken, die gek genoeg goed bij elkaar passen. Zelf had ik het nooit verzonnen.
Terwijl ik wat rondwandel en uitbuik op straat, zie (en ruik) ik Roti Canai. Dat wordt mijn toetje. Niet met vlees zoals ook kan, maar met gebakken banaan. En een verfrissend drankje van verse ‘wintermelon’, ik wist niet dat het bestond. In goed Nederlands is het waspompoen, familie van de komkommer.
Zo’n twintig jaar geleden was Maleisië een van mijn eerste reizen die ik maakte.
Ik sta midden in een Food Court. Ik schrik even. Zitten hier de wereldberoemde ketens? Nee, gelukkig niet. Dit zijn kleine stalletjes waar een specifiek gerecht wordt geserveerd. Ik moet even denken. Terwijl ik een hap neem denk ik: Hebben we hier een Nederlandse term voor?
Ik ga klassiekers als Wanton Noodle met BBQ Pork proberen. Dit is een mix van dumplings (meestal met garnaal), dunne noedels en een lichte (zeer warme) bouillon met bovenop stevig gekruid varkensvlees en bosui.
En natuurlijk moet ik Curry Laksa proeven; de ideale mix van Chinese noedels en Aziatische curry. Met onder meer garnalen, kip, tofublokken, taugé en visballetjes. Alles voor minder dan 5 euro; heerlijk ruikend en kakelvers.
Zo’n twintig jaar geleden was Maleisië een van mijn eerste reizen die ik maakte. Destijds publiceerde ik in een landelijke krant. Nu voor mijn website; Droomplekken.nl. Destijds zonder internet en mobiele telefoon. Tegenwoordig maak ik foto’s met mijn mobiel en deel ze direct via Facebook. De tijden zijn voorgoed veranderd; de Maleisische keuken gelukkig niet.
Maar op Langkawi heb je het strand nooit alleen, weet ik uit ervaring. Ik ben benieuwd hoe het is op Penang. Ik struin wat rond in het noorden van het eiland; het Penang Nationaal Park. Hier heerst de rust.
In de omgeving van Teluk Bahang kom ik een groepje honden tegen. Ze kwispelen blij naar me. De dieren zijn goed doorvoed en relaxt. Hmm, maar door die viervoeters rijst de prangende vraag: ben ik nou wel of niet alleen op het strand? Is dit een verlaten strand? Ik ga even rustig zitten in het zand om hierover na te denken. Je kunt maar druk zijn op reis.
Belangrijker is dat het strand me aangenaam verrast. Goudgeel zand knispert tussen mijn tenen en het water is helder blauw en lekker warm. Ik zie geen huizen, restaurants, er is niets. Op de honden na. Die zijn gaan liggen in de schaduw. Dat is nog eens een goed idee. Al moet ik eigenlijk verder met mijn rondreis.
Plots kijkt een jongetje me met indringende ogen aan. Het is briljante straatkunst in een rustig straatje in de hoofdstad Georgetown. Alles is in grijstinten gedaan; enkele felgroene struiken contrasteren mooi met het tafereel. Dit is een waar kunstwerk.
Ik zoek op talloze plaatsen vaak naar straatkunst; benieuwd als ik ben wat lokale kunstenaars bezig houdt. Maar hier hoeft dat niet. In de stad, en erbuiten, zijn talloze schilderingen op muren gemaakt. Soms klein, soms wandvullend.
Ook zijn er optische illusies; zoals halve (motor)fietsen die in de muur zijn verwerkt in combinatie met een schildering. Het lijken momentopnames van het alledaagse leven hier.
Op het internet had ik gelezen over de Slangentempel en zag wat wonderlijke foto’s voorbij komen. Daar wil ik meer van weten. De tempel zelf ziet er niet zo bijzonder uit. Hij is gebouwd in 1850 als eerbetoon aan de boeddhistische monnik Chor Soo Kong. Maar daar kom ik niet voor. Al weet ik niet goed waar ik wel voor kom.
Normaal kijk ik in een tempel naar de beelden, maar nu niet. Ik kijk naar de grond en dan vooral naar de donkere hoeken. Ik zie niets. Tot ik omhoog kijk en takken zie die middenin de tempel staan. Met daarop veel slangen, die liggen te rusten.
Het is een wonderlijk fenomeen. In dit gebied leefden veel reptielen en na de bouw kropen talloze slangen de tempel in. Ook giftige, hele giftige zelfs. Zoals de Wagler’s lanspuntslang. Elke ochtend kruipen de dieren naar binnen, naar de takken.
Buiten het complex zie ik nog veel meer slangen. ,,We hebben hier absoluut geen last van knaagdieren,” lacht een verzorger. Hij haalt af en toe wat dieren weg als ze in de weg liggen. Waarbij hij erg alert moet zijn. ,,Ja, ik ben al een paar keer gebeten. Dat is geen pretje,” zegt hij met veel gevoel voor understatement. Maar verjagen doen ze de dieren niet; geheel naar de regels van het Boeddhisme.
In een vissersdorpje strijk ik neer. Voor een goede maaltijd, de zonsondergang en goed gezelschap. Het is een mooie samenvatting van mijn trip. Wat mij betreft bied Penang meer dan andere eilanden. Zwemmen tegen de stroom in, ik doe het graag. En met liefde. Elke reis weer.