Borneo; dat is regenwoud, neusapen, orang oetans en talloze andere wilde dieren. Maar ook bergen, een bijzondere bevolking en immense grotten. Ik kijk mijn ogen uit.
Lees verder
Borneo stond al heel lang op mijn Bucket List. Ik ken het van natuurdocumentaires en riep als klein jongetje al dat ik er heen wilde. Hoog tijd dus het regenwoud te ontdekken. Maar er is meer, veel meer.
Op reis met Van Verre
Deze jungle is beroemd om zijn orang oetans, die vaak opvallend dichtbij komen. Maar ook om dieren als nevelpanter, vliegende eekhoorn en honderden andere dieren die je hier maar zo tegen kunt komen.
Het is de reden waarom ik hier graag naar toe wilde. Borneo is voor mij synoniem voor een van de grootste wildernissen op aarde. Dit deel van Azië staat voor een regenwoud vol leven, waar achter elke boom of struik een ontmoeting met een bijzonder dier kan zijn. Of met de grootste plant ter wereld; de raflessia.
Het plan is een rondreis te maken waarbij de natuur voorop staat, al ben ik ook geïnteresseerd in de lokale bevolking. Dit is een ontdekkingsreis. Heerlijk, zo reis ik graag. Ik word graag verrast.
Het is een trip met een grote diversiteit. Op wandelsafari in de jungle, een berg beklimmen met overnachting, het grootste grottensysteem ter wereld verkennen en een ontmoeting met voormalige koppensnellers. En dit zijn alleen nog maar de hoogtepunten.
De Rainforest Lodge is de uitvalsbasis voor Danum Valley. Met een gids ga ik op pad, op zoek naar apen en andere dieren. Waaronder ook dieren die ik liever niet tegen kom. Zoals bloedzuigers. Al heb ik gelukkig speciale ‘leech socks’ aan, waardoor ze niet de kans krijgen. Ik ontmoet apen, herten en grote neushoornvogels die met veel kabaal over vliegen.
Het dier is opvallend groen, dat is meestal een teken dat hij niet bang hoeft te zijn. De slang hangt in een struik te wachten tot er een prooi te dichtbij komt. Oké, ik blijf wel op een afstandje.
Later ga ik met een jeep op stap over de hobbelige zandwegen. Een zaklamp probeert door de groene muur te snijden. Op zoek naar oogjes, die het licht reflecteren. Met name in de boomtoppen, waar ook tal van leven te zien is.
Dan plots stopt de jeep. Een katachtige steekt over. Het is een Bengaalse tijgerkat (in het Engels: leopard cat), die op zijn gemak zoekt naar wat te eten. Hij kijkt even kort naar me, maar zijn maag neemt het snel weer over. Ik ben te laat met een foto maken.
Maar het meest intrigerend zijn twee paar ogen die ons lang aankijken. Maar welk dier het is, wordt niet duidelijk. Het hoort bij dit bijna ondoordringbare regenwoud. Ik heb sowieso al het gevoel dat er heel veel ogen op me zijn gericht, en ik als een blinde hier rond loopt.
Een groepje neusapen maken me aan het lachen. Al zullen zij waarschijnlijk wel hetzelfde met mijn neus hebben. Ze worden ‘Monyet Belanda’ genoemd, wat ‘Hollandse aap’ betekent. Naar de eerste Nederlandse kolonisten die door de zon hier felrode gezichten (en vooral neus) kregen. Iets wat je nu nog aan de stranden overal op de wereld kunt zien.
Iets later laat een loewak (Asian palm civet) zich zien. Die ken ik, althans van de koffie. Dit dier eet graag koffiebonen, die dan fermenteren in zijn maag. Van zijn uitwerpselen wordt een hele dure, maar lekkere koffie gemaakt. Wonderlijk ja. Zoals zoveel in Borneo.
Orang oetans zie ik hier opvallend vaak. Wel tien verschillende dieren in totaal. Olifanten hoor ik, maar zie ik niet. Wel zie ik iets erg verontrustends. Achter de bomen langs de rivier rukken de palmolieplantages op. Het is met het blote oog goed te zien. Oerwoud verdwijnt snel in Maleisisch Borneo, de massa-industrie rukt op. Hmmm.
Ik had er al veel over gelezen. Palmolie zit in veel producten die wij gebruiken. De rekensom is simpel. Palmolie levert geld op, meer dan veel andere gewassen. En het regenwoud levert niets op. Op ecotoerisme na dan.
Ik ben overtuigd. Dit gebied moet beter worden beschermd; deze dieren verdienen het. Alleen al daarom moet iedereen naar Borneo. Als je eenmaal een orang oetan in het wild hebt gezien, ben je verkocht.
Gunung Mulu is een immens grottenstelsel. Diverse zijn open voor het publiek; anderen zijn alleen op een avontuurlijke manier te bereiken door te klimmen en klauteren. Maar het merendeel is gesloten voor het publiek.
De grootste grotkamer ter wereld, dat moet ik zien. De ingang ligt in het regenwoud. En eerst zie ik nog niet hoe groot mijn omgeving is. Het is te donker. Maar langzaam openbaart zich een immense ruimte. Mijn ogen wennen langzaam aan het licht.
In deze grot passen meerdere vliegtuigen las ik ergens. Ja, dat klopt wel. Zelfs de nieuwe A380 wel. Speciale lampen geven de stalactieten en stalagmieten een extra dimensie. Fotograferen is lastig, dan moet ik het maar opslaan in mijn geheugen.
Ik zou graag wat verhalen uit hun rijke verleden willen horen, maar durf er niet naar te vragen.
Maar er is hier meer. Hier leven de Penan, een volk die bekend staan als voormalige koppensnellers. Vroeger hakten ze de hoofden van hun vijanden af en staken die op stokken. Als afschrikmiddel.
Er is tegenwoordig niets meer van te zien. Behalve dat hun eigen hoofden wel heel erg karakteristiek en geleefd zijn. Ik zou graag wat verhalen uit hun rijke verleden willen horen, maar durf er niet naar te vragen. Ze zullen die vraag al wel duizend keer hebben gehoord.
Ik loop door een dorpje. Vrouwen hangen de was op, kinderen spelen met een bal. Een paar mannen sorteren vis die ze net hebben gevonden. Een oude vrouw speelt op haar neusfluit en verkoopt handwerk. Een groot deel van de Penan leeft nu gedeeltelijk van het toerisme.
Aan het einde van de dag sta ik vlakbij de ingang van de grot. Als de zon ondergaat komen miljoenen vleermuizen naar buiten. Ze gaan in een kilometerslange sliert van dieren op zoek naar eten. Wat een schouwspel. Een heerlijk einde van de dag.
Maar ik wil meer grotten zien. Een van de Penan vertelt over de ‘levende grotten’, die verderop in Borneo liggen. Waaronder de Gomantong Caves. Mijn gedachten gaan meteen alle kanten op, maar het valt mee.
Sommige grotten zitten vol met vreemd uitziende dieren. Waaronder knisperende kakkerlakken, krekels die er uit zien als enge spinnen en kale vleermuizen. Nou ja, valt mee is misschien ook wat overdreven.
Het is wel even slikken als ik de bodem zie bewegen; zoveel dieren zijn er. Dit noem ik krioelen ja. Aan de reling hangen talloze vleermuizen en overal ligt veel poep.
Het ruikt ook wel wat muf. De gids laat met zijn zaklamp allerlei diersoorten zien en diverse toeristen laten gilletjes horen. Ze vinden het overduidelijk te eng.
Ik heb het heet; ik ben kletsnat. Is het angstzweet vanwege de ‘levende grot’? Eens kijken of ik kan afkoelen, want dat kan geen kwaad.
Ik kan in een kleine waterval zwemmen, maar ook in de rivier zoals een groep kinderen doet. De vermoeide benen krijgen rust, mijn hoofd ook. Een reis naar Borneo is heftig.
Ik knik en laat de woorden op me inwerken. De Kinabalu beklimmen? Dit is met 4.095 meter de hoogste berg van Borneo. Een immense puist die je kunt beklimmen. Al is bewandelen eigenlijk meer de juiste term. Maar dan wel omhoog. De gids lacht, hij is er klaar voor. Ik ook, denk ik.
Het pad slingert omhoog, door het regenwoud. Overal hoor ik vogels en zie ik bloemen. Waaronder vleesetende bekerplanten, die met hun trechter vol met suikerwater insecten maar ook muizen en zelfs vogels verschalken. De dieren kunnen er niet meer uit en dienen zo als voedsel voor de plant.
De gids is klein, maar snel. Al kom ik ook dragers tegen die kilo’s voedsel meenemen voor de hut waar ik vannacht slaap. Oh, ik moet aan de kant. Ik zie hardlopers naderen, die de berg rennend nemen. En ook weer naar beneden gaan. Gek, ik voel me ineens niet zo jong en sterk meer.
De vegetatie verandert vaak. De hoge bomen maken plaats voor struiken en ik kan ineens veel verder kijken. Over het regenwoud heen. En ik zie her en der rotspartijen. Oh, en een grote berg voor me. De top hangt in de mist. Het einde is nog niet in zicht, letterlijk.
In de middag doemt een hut op uit het struikgewas. Dit is Laban Rata, de plek om te overnachten. Al blijkt slapen boven de 3.000 meter hoogte wel lastig. Zeker als je enige spanning voelt voor de dag morgen. En alle ervaringen van vandaag nog zo vers in het geheugen liggen.
De gids schenkt koffie in. Dit moet wel het lekkerste kopje van het gehele jaar zijn. Ik kijk naar de horizon waar langzaam de rode bol zichtbaar wordt. Ik voel warmte. Niet van de zon, maar van het moment. Heerlijk. En die weg weer naar beneden, dat wordt genieten. Dat kan niet anders. Net zoals de gehele reis al.
Ik voel warmte. Niet van de zon, maar van het moment. Heerlijk.