Op onderzoek hoe mens en dier hier samen leven.
Lees verder
Dit is mijn tweede reis naar Namibië. Maar deze keer ligt de nadruk meer op hoe mens en dier hier samen leven. Wat lang niet altijd goed gaat, merk ik al snel. Al zijn er gelukkig ook weer mensen die juist dan op de bres springen voor deze dieren. Zoals voor de woestijnolifanten en roofdieren als jachtluipaarden en leeuwen. Daar ga ik naar op zoek.
Ook naar Namibië?
Toen ik afgelopen december in Namibië was hoorde ik veel over mens-dier conflicten. Over hoe woestijnolifanten en mensen hier het vochtige riviergebied delen, dat als enige waterbron fungeert in deze woestijn.
En ik ontmoette Voortrekker, die zijn naam had gekregen nadat hij als een van de eerste olifanten deze streek op ging op zoek naar water. Een dier dat in deze droogte maar liefst 50 jaar had overleefd.
Nu lees ik het nieuws. Voortrekker was een zogeheten ‘probleemolifant’, hij vernielde wel eens wat hekwerk. Maar zoals ik ter plekke leerde komt dat omdat mensen meer en meer het water van deze dieren proberen in te dammen, letterlijk.
De overheid vond het nodig om een premiejager de kans te geven het dier te doden. De premiejager betaalde er zo’n 7.500 euro voor. Je kunt over deze zaak hier meer lezen.
In Namibië, alsook in andere landen, is met afgrijzen gereageerd. Let wel, er zijn nog maar enkele tientallen woestijnolifanten in Namibië. En er zijn allerlei partijen bezig om deze dieren te beschermen, maar ook om de mensen te helpen. Wat zeer zeker nodig is, nu vooral. Zoals je hieronder in mijn reisverslag kunt lezen. Wat zonde van zo’n machtig dier…
Hini Meinert lacht en geeft me een hand. Zijn blonde haren (en naam) verraden zijn Duitse afkomst. Zijn bruine tint laat een leven in Afrika zien. Hini is gids en kan Duits met me praten, maar ook Engels. En Afrikaans, wat van het Nederlands afstamt. Veel woorden zijn herkenbaar en al snel praten we Afrikaans. Althans, hij praat volop en ik doe mijn best.
Namibië kun je eenvoudig zelf ‘doen’ met een huurauto. De wegen zijn goed en niet echt druk. Iets wat ik al eerder deed op een reis naar Sossusvlei, Deadvlei, het Namib Naukluft National Park, Etosha National Park en de Skeleton Coast.
Lekker op zoek naar de diverse attracties. En vooral je eigen tijd invullen. Maar dit keer reis ik anders: Met een gids. Omdat ik meer diepgang wil, want ik hoorde iets over de mens-dier conflicten die hier voorkomen. Waarbij de dieren eigenlijk altijd de dupe zijn. Jammer genoeg.
Over de plezierjacht, het onbegrip en de ophef erover, met name in Europa. Hini steekt zijn mening niet onder stoelen of banken. Hij is van mening dat de plezierjacht nodig is vanwege het geld van de rijke toeristen. Ik ben niet overtuigd. Het is me te schimmig. Dat begrijpt hij.
Hij rijdt de vierwielaangedreven auto van de kuststad Swakopmund naar het noorden. Ondertussen beantwoordt hij al mijn vragen; over de toekomst van het land, het verleden en alles er tussen in. Hij vraagt ook naar mijn mening over diverse zaken. Tussen de regels door voel ik de liefde voor zijn land en dit machtige continent.
Al snel zie ik een mannetjesolifant. Het dier banjert langs de bomen, neemt af en toe een hap van wat bladeren.
Het blijkt vroeg te zijn, zoals vaker bij een safari. Een lokale gids neemt me mee. We trekken door de droge rivierbedding. Al snel zie ik een mannetjesolifant. Het dier banjert langs de bomen, neemt af en toe een hap van wat bladeren. Hij trekt wat takken van de boom en loopt op zijn gemak door. Hij wordt Voortrekker genoemd, omdat hij als een van de eerste woestijnolifanten hier op zoek ging naar water.
Iets verderop zoekt een vrouw met haar kinderen naar fruit dat is gevallen van de boom. De gids gaat naar haar toe. Hij vertelt dat de olifant er binnen vijf minuten is en wijst in de verte. Ze schrikt, roept haar kinderen en gaat er snel van door. Het is typisch voor hoe mens en dier hier leven. Angst overheerst, net als onbegrip zoals ik al snel merk.
Bij EHRA kun je als Westerse toerist vrijwilliger worden voor meerdere weken. Je betaalt een vast bedrag en helpt dan mee de olifanten beter te beschermen. Ik zie een groepje een stenen muur om waterputten van mensen bouwen. Zodat de olifanten er niet bij kunnen. Dat is gek, als je vrijwilliger bent om de dieren te helpen toch?
Maar op andere plekken worden juist waterputten voor de dieren aangelegd. Dit alles om conflicten te voorkomen. Want vorig jaar werden 4 olifanten gedood; waaronder een dier dat een huis van een boer letterlijk omver duwde in zijn speurtocht naar eten en drinken. Het brengt het aantal wilde woestijnolifanten in dit deel van Namibië op nog maar 27.
Ik laat alles bezinken bij Ozondjou Trails; een luxueus tentenkamp in de woestijn. Even checken, nee het watersysteem is niet aangesloten op een waterbron van de olifanten. Er zijn meerdere bronnen wordt me verzekerd. Dan kan ik met een gerust hart douchen. Al doe ik het toch maar korter dan normaal.
Onderweg zie ik diverse huisjes. Een boer begroet ons als we aan komen rijden. Zijn acht kinderen kijken me wat verlegen aan. Het houten huisje is erg eenvoudig. Ik zie een koelkast, maar geen elektriciteit. Er is ook geen stromend water. Een groep jonge geiten staat in een kraal; een soort omheining van palen. De oudere dieren lopen vrij rond.
De woestijnolifanten komen twee keer per jaar langs op zoek naar water, vertelt de boer. Meestal zonder problemen. Hij heeft meer last van roofdieren als luipaard en jachtluipaard, die zijn geiten aanvallen. Voor hen is het een gemakkelijke prooi, voor de boer een groot verlies.
Dus wil hij deze dieren afschieten, maar dat mag niet volgens de wet. Ik snap hem wel. En ik begrijp ook dat je niet zomaar kunt zeggen: je mag het wel doen. Omdat het aantal wilde dieren in een rap tempo terug loopt. Een dilemma.
Maar gelukkig zijn er ook mensen die zich inzetten voor deze dieren. Met onderzoek naar het gedrag van dieren, alsook het opvangen van dieren en -indien mogelijk- uitzetten van dieren die in de problemen zijn gekomen.
In het museum lees ik van alles over ‘probleemdieren’, die in aanraking komen met boeren, dorpelingen en meer. Soms worden ze gedood en als ze geluk hebben verjaagd of gevangen. Een groot deel van mijn entreegeld wordt gebruikt om boeren te compenseren en voor educatie op scholen. Kan ik in ieder geval iets doen.
De oplossing is simpel. Elke grotere stad in Namibië heeft een moderne supermarkt. Zoals de Superspar. Hier is van alles te koop. Ik heb keuze te over: Wil ik zelf brood kopen voor lunch, met wat kaas en een salade? Of ga ik naar de Coffee Corner die middenin de supermarkt zit? Want deze winkel is veel meer dan een plek voor goede Afrikaanse koffie.
Ze hebben zelfs een uitgebreid buffet met saladebar. Het ziet er zeer uitnodigend uit, net als de verse belegde broodjes en meer. Deze lunch is de lekkerste maaltijd van de gehele reis. Met name de Zuid-Afrikaanse Babotie is heerlijk, net als de verse salade. En ongekend goedkoop. Voor minder dan 6 euro eet ik bijna mijn vingers er bij op; middenin in een supermarkt. Heerlijk.
De zon zakt; het zonlicht wordt zachtgeel. Ineens zie ik donkere gedaantes in de verte. Het zijn vier leeuwen. Hun vacht zit onder het bloed. De buiken zijn vol. Ze hebben net gegeten en willen het liefste slapen. Maar het is warm: 38 graden en de roofdieren hebben dorst. Ze drinken wat van de waterput, waarna ze languit in de schaduw gaan uitbuiken.
Op de grens van een waterbron en wat struiken staan vijf witte neushoorns onrustig bij elkaar. De reden is een mannetjesolifant, die veel groter is en ze lijkt uit te dagen. ,,Hij is verstoten door de groep en dus gefrustreerd. Een hele gevaarlijke olifant.”
Dat zien de neushoorns ook, al gaan ze wel op een rijtje staan als hij iets te dichtbij komt. Alsof ik in een natuurdocumentaire zit. Sowieso is het zien van neushoorns in deze tijden extra bijzonder door de aanhoudende stroperij van de dieren voor hun hoorn.
Die volgens traditionele Chinese genezers helpt tegen kanker. Al is dit nooit bewezen, maar de dieren staan nu wel op de dodenlijst. En worden steeds vaker bewaakt door zwaar bewapende parkwachters. Die ik niet zie, maar er ook nu wel degelijk zijn volgens de safarigids. Zonde, dat het nodig is
Tijdens mijn safari zie ik verder talloze dieren. Maar het meest imponerend is de zonsondergang. Die gaat met een traditionele ‘sun-downer’, oftewel een proost op het einde van de dag. Een gemsbok loopt in het feloranje licht. Alsof hij ook geniet van dit bijzondere moment van de dag.
Hij stopt plots zijn speciale truck, rent met blote voeten over het zand en begint te graven. Al snel laat hij een bijna doorzichtige, opvallend kleurrijk beestje zien. Het is de wonderlijke woestijngekko, die zich normaal ingraaft als het te warm wordt.
,,Dit is één van de ‘Little Five’ die hier leeft,” lacht Tommy. Het is een variant op de Big Five van de safari. Het is duidelijk; Tommy’s Living Desert Tour is begonnen. In een 4×4 rijden we over metershoge duinen en door diepe dalen. Lekker spelen in een immense zandbak.
Tommy is gids, chauffeur en vooral sporenzoeker. Of eigenlijk meer, sporenkenner. Overal ziet hij pootafdrukken en kan hij vertellen welk dier het is geweest. En of het spoor ‘vers’ is. Sterker nog, of hij op jacht was naar een muis en of hij succesvol was. Ik zie alleen maar kleine afdrukken en soms zelfs bijna niets. Maar ik geloof hem wel.
Hij rent geregeld letterlijk door de woestijn. Om bijvoorbeeld terug te komen met een ‘sidewinder’ in zijn hoed, die wij kennen als een hoornratelslang. De enige slang ter wereld die zich zijdelings voortbeweegt. Dit om de extreme warmte van het zand te kunnen weerstaan.
Tommy haalt een technisch speeltje uit zijn zak. Hij meet de warmte van het zand: 58,3 graden. In de schaduw meet hij 26,8. Wat een verschil. Dus ja, ik begrijp de dieren wel. En ze hebben er allemaal een foefje op. Zoals de zandhagedissen, die om de beurt twee poten op te tillen om ze te laten af koelen. Een wonderlijk gezicht.
Bij een groepje stenen stopt Tommy. Hij zoekt. Ik zie waar hij naar op jacht is; de Namaqua-kameleon. Het dier heeft de kleur aangenomen van een donkere steen. Als hij even later over het zand loopt is hij bijna wit. Ik begrijp ineens dat je er zonder Tommy zomaar langs zou lopen zonder het dier te zien.
Een paar vogels laten zich zien. ,,Woestijnspekvreters,” zegt Tommy. Ik moet lachen, zo zullen deze vogels toch niet heten? Wel dus. Ze blijken familie te zijn van vliegenvangers, die we ook in Nederland hebben. Tommy geeft ze een meelworm vanuit de hand. Ook ik doe het, waarna de vogels luidruchtig weg vliegen.
Ik jaag de duinen op, en weer af. Vol gas, steeds ietsje harder. Steeds ietsje schuiner op de helling; heerlijk. Het zand zit al snel overal. Op een hoge duin stoppen we. En neem ik de grootsheid van deze woestijn op. Een moment van rust; het mooiste moment van deze gekke dag.
Honderden pelsrobben liggen languit op het strand te zonnen, terwijl de jongere dieren ravotten in het zand. Een aantal volwassen dieren spelen in de metershoge golven, terwijl de mannetjes met luid gebrul hun rivalen proberen weg te bluffen. De zon gaat onder, het rode licht valt over de dieren en het strand. Dit alles op honderd meter van de lodge. Met in de verste verte geen huis of mens.
De lodge heeft een heerlijk uitzicht over de zandvlakte en ’s nachts dommel ik weg bij de woeste golven die op het strand slaan. De gordijnen blijven open, ik wil wakker worden bij het eerste daglicht. Als ik mijn ogen open kijken twee zadeljakhalzen me aan. Ze zijn op zoek naar ontbijt. Dat moet ik ook maar eens gaan doen.
In de achterliggende baai staan honderden flamingo’s. Eerder had ik al een excursie gemaakt: Zoeken vanuit Walvis Bay naar zeeleeuwen en flamingo’s. Maar ik wil iets anders; kajakken bij de pelsrobben; of eigenlijk met de pelsrobben. De dieren zijn erg nieuwsgierig en komen keer op keer naar de kajak. Sommigen bijten zelfs in de peddel. En ik voel hun snorharen als ik een videocamera onder water hou.
De guitige dieren springen volop om me heen. Met gratie en vooral veel waterspetters. Ik hou het droog, totdat ik op de weg terug ben. Een groot mannetje komt uit het water en springt voor me weer het water in. Het zeewater zit overal, zelfs op het puntje van mijn neus. Ik moet lachen, wat een heerlijke belevenis. Het is de zoveelste ‘in your face’-belevenis in Namibië. Letterlijk.