Trang is een regio in Thailand waar duurzaamheid en de natuur hand in hand gaan.
Lees verder
Thailand blijft me intrigeren. Het landschap, de mensen, het eten en het klimaat. Zo maar vier dingen waarvan ik geniet in Thailand. Ditmaal ga ik naar Trang, een regio waar ik nog nooit van heb gehoord. Een heuse ontdekkingstocht.
Ook naar Thailand?
Plan zelf je reis: | Maak een rondreis: |
Ik zit op een houten boot in de regio Trang, een regio ten zuiden van Krabi. Deze omgeving is beroemd om zijn Indische zeekoeien, een dier dat overal dreigt te verdwijnen. ,,Hier leven er nog tientallen. En de vissers houden rekening met de dieren; met hun boten en met hun netten.”
Het is een onverwachte ontmoeting in Thailand, waar de natuur onder druk staat. Net als overal in de wereld. De Thaise overheid sloot in mei 2018 Maya Beach op Ko Phi Phi, een van de beroemdste stranden ter wereld. Op het wereldberoemde strand kwamen zo’n 5.000 toeristen. Per dag.
Het strand werd totaal overlopen. Waardoor de vissen en andere dieren verdwenen en het koraal stuk ging. Ik was er vier jaar geleden ook en wilde snel weer weg, net als de dieren. Zo zonde…
De sluiting van Maya Beach was voor vier maanden. Om het ecosysteem te laten herstellen. Iets wat veel kritiek opleverde; het zou veel te kort zijn. En dus werd het verlengd, maar inmiddels is het weer open. Al is het aantal toeristen wel terug gebracht tot maximaal 2.000 per dag. De maatregel heeft resultaat. De haaien zijn terug, aldus de lokale overheid. Net als veel vissen.
Stranden die worden gesloten omdat ze te populair zijn. En dus langzaam ten onder gaan. Het is de wereld anno nu. Waar toeristen een zegen, maar ook een plaag kunnen zijn. Gelukkig doe ik het anders. Ik sta bij Koh Lao Liang; twee meer dan idyllische eilandjes met goudgele zandstranden en erachter steile rotsen. Hier zie ik geen toeristen; het strand is leeg.
Ik word bijna tureluurs van al dat gezwem om me heen. Net als een roofvis dus, al ben ik dat niet. Al zie ik er waarschijnlijk wel zo uit met mijn lelijke snorkel en mijn iets te kleurrijke zwemshort.
De regio Trang is niet zo bekend als het noordelijker gelegen Krabi. Sterker nog, deze regio is onbekend. Ik wist er ook weinig van. En even Googlen helpt ook weinig. Als ik er ben merk ik het al snel. Het toerisme is onderontwikkeld.
In deze regio maak ik een rondreis en merk al snel dat er wel wat hotels en lodges zijn, maar overal is het opvallend rustig. Het is dan ook overduidelijk dat de vissers zijn hier duurzaam bezig voor henzelf, niet voor toeristen. Logisch.
Het was voor hen ook een noodzakelijke keuze. De tsunami van 2004 veegde letterlijk alles weg. Niet alleen langs de kust, maar ook de grote velden met zeegras. Wat slecht is voor de vissen, die hier graag schuilen. Met name jonge vissen doen dit, net als in de mangroven.
Maar zeegras heeft nog een functie. Uit recent onderzoek blijkt dat zeegras ook belangrijk is voor het in stand houden van de stranden. Die bij extreem weer soms simpelweg wegspoelen. Het zeegras houdt het zand vast, waardoor het niet weg kan spoelen.
Bandia Bangsak is verantwoordelijk voor de visserij in deze kleine dorpjes. Hij kijkt me indringend aan. ,,Ja, we moeten wel. Zelfs schoolkinderen helpen mee met het planten van zeegras. Desondanks is slechts 40% van wat hier ooit groeide inmiddels terug. Het is de lange weg naar eco of duurzaamheid of hoe jullie dat noemen.”
Ook als toerist kun je helpen. Dat wil ik wel doen, al heb ik geen idee hoe. ,,We doen het in ondiep water. We maken een gaatje en plaatsen daarin de wortels van het plantje. Een beetje aandrukken en de volgende.”
Ik ga op pad met visser Varut Atklub, die Bo Hin Farmstay runt. Waar je kunt slapen, en natuurlijk eten, maar ook kunt helpen. Daarnaast heeft hij een zeegrasproject, waarbij hij tussen het vissen door op talloze plaatsen zeegras poot. ,,Vroeger hadden we hier veel grote tandbaarzen en snappers, maar deze zijn veelal verdwenen. Er werd hier met dynamiet en elektriciteit gevist. Ik weet het, weinig ecovriendelijk. En zeker niet duurzaam.”
Hij vervolgt: ,,De mangroven werden massaal weggehaald en het hout gebruikt als steenkool. Zodat we konden koken. We hebben het ons zelf moeilijk gemaakt, al wisten velen niet beter. De tsunami was voor ons de nekslag. Er was geen vis meer in de zee. Met geen zicht op verbetering.”
Naast zeegras zijn er ook andere projecten. In het piepkleine dorpje Baan Nam Rab sta ik bij een tiental aquariums met miljoenen inktvissen. Alhoewel, het zijn meer eitjes, de tentakels of de grote ronde kop zie ik nog niet.
Oh, en krabben. Bij gevangen vrouwtjeskrabben worden de eitjes verwijderd en deze worden direct in zeewater gedaan. Zodat ze veilig zijn voor roofvissen en andere dieren. Ze gaan in grote bakken waar ze verder kunnen groeien.
Inktvissen leggen graag hun eieren op de vangkisten voor krabben. Vroeger schudden ze de eieren er af. Nu worden ze opgevangen en later uitgezet. ,,Vissers gebruiken ook visvriendelijke netten,” voegt Varut toe. Het is een verandering met veel positieve gevolgen.
Het kweekprogramma is succesvol. Nadat de dieren zijn gegroeid worden ze uitgezet, al weet ik niet precies waar. Ook daarbij mag ik helpen, althans dat dacht ik. ,,We gaan raften!” Huh, wat? Het is raften, dat geen raften is. Een ‘raft’ is hier anders. We dobberen in een soort partyboot over de rivier. Er is zelfs een masseuse aan boord. Of ik een massage wil. Ja hoor, ik zit er al klaar voor.
Raften met een massage, het kan alleen in Thailand. Als is het geen raften zoals over stroomversnellingen met woest water. Waar je als je overboord valt een massage van het water krijgt. En als het tegen zit van een paar rotsen. Dit is het tegenovergestelde. Dit is heerlijk…
Terwijl de masseuse de pijnpunten aanpakt, hoor ik alles over het leven van de krab. ,,De jonge dieren groeien hier in de mangroven op. Hier vissen we niet, dus hebben ze geen vijanden.”
Voor me zie ik in een grote plastic bak miljoenen dieren. Het krioelt er van. Aan boord hebben we een miljoen krabben en honderden inktvisjes aan boord. Die gaan we uitzetten in het estuarium.
De plek blijkt een zeearm in het immense mangrovebos te zijn. In deze rivier mag niet worden gevist. De bak wordt te water gelaten. De dieren zwemmen stuk voor stuk weg. Een nieuw leven tegemoet.
,,Volwassen krabben trekken naar de zee om te paren. In de zee mogen we wel weer op ze vissen. We houden alles goed in de gaten, want het is ons eigen eten.” Als ik refereer aan het verleden, wuift hij dit met zijn hand weg. ,,Dynamiet en andere destructieve methoden worden niet meer gebruikt. Dit is onze toekomst.”
Op talloze plaatsen in Thailand zie je dit ontstaan. Ik ga naar Had Chao Mai National Park, dat ik eerlijk gezegd niet ken. Ik stap in een kajak en duik de mangroven in. Al snel moet ik bukken bij de diverse grotten. De echo van mijn peddel is heerlijk. Als ik weer daglicht zie is het muisstil.
Al wordt het verstoord door slijkspringers, vreemde wezens die zowel op land als in zee kunnen leven. Ook zie ik talloze krabben en schieten allerlei vissen door het water. Ja, duurzame visserij is ook voor toeristen zeer de moeite waard. Ook bij het diner merk ik al snel. De gestoomde krab en snapper met chilisaus met rijst is heerlijk. Net als de gegrilde octopus.
Onderweg komen we een bijzondere plek tegen. Hier borrelt warm bronwater op uit de modder. En dus kun je hier een modderbad nemen in heerlijk warm water. Dat tussen mijn tenen omhoog borrelt. Ik smeer me in met mdoder, want dat is goed voor de huid. Het trekt iets, maar verzacht zeker.
Een wandeltocht naar een bergpiek leidt door diverse grotten. Dit is wel erg gaaf. De gidsen gaan voorop en klimen een rots op. Hun zaklampen schijnen het donkerte in. Ik voel me nietig. Al is het nog lastig alles op een foto te krijgen. Zo groot…
Ik stap op een ‘sa-leng’ motorfiets, oftewel een kruising van een tuktuk en een motorfiets. De chauffeuse lacht. Waar ik heen wil. Geen idee. Het eiland heet Ko Takiang, maar het is een voor mij onbekend eiland. Zoals zovele hier in Trang.
Het is heerlijk reizen zo. We stoppen bij een rijstveld waar net wordt geoogst. Ze maakt een praatje met de mannen die de rijst van het veld halen. Of ik wat foto’s mag maken? Ja hoor, leef je uit, krijg ik te horen.
Ook stoppen we bij een theehuis, al zou ik er bijna aan voorbij rijden. Waar een man laat zien hoe je thee met opgeklopte melk schenkt. Ik zie een batikwinkel vlakbij het strand, waar ik zelf ook even mag schilderen. Maar haar talent heb ik niet, dat is zeker.
Het is lunchtijd dus krijg ik wat verse vis. En als ik een cola bestel rijdt de man op zijn brommer snel even naar de winkel. Het is zoals alles hier. Lekker gemoedelijk. Niets moet, alles kan. Ik hou er van.
Het is tijd voor nog een project. Eerst kappen we wat palmbladeren. Deze maken we vast aan bamboepalen. Deze zijn licht en blijven drijven. Aan een kant komt een steen, zodat hij half onderwater zakt. En niet weg spoelt.
Het is een kunstkoraalrif, waar jonge vissen kunnen schuilen. Na een paar maanden is het hout verweerd en wordt de steen opnieuw gebruikt. Ik help mee, al is het niet echt nodig. Het is zo simpel, maar zo slim bedacht. Iets verder op zie ik wat vissers hun netten binnen halen.
De zonsondergang deze avond is magisch. Geen zon die in de oceaan verdwijnt, er zijn teveel wolken. Maar wel wolken die na de zonsondergang knalroze kleuren. En in allerlei poeltjes worden gereflecteerd. Grappig hoe je soms wordt verrast.
Een gevoel wat ik so wie so wel heb bij deze reis. Als ik in het vliegtuig naar Bangkok stap denk ik na over wat ik heb gezien en geleerd. Het is een wonderlijk verhaal.
Na de tsunami waren de meeste vissers bijna failliet. Nu zijn er 100 boten die een goede winst maken door dit soort projecten. En er zijn meer winnaars. Zeekoeien profiteren er ook van en zijn nu de trotse vlaggenschip van het project. Heeft hij er ook een gezien vraag ik? Varut lacht. ,,Nee….” Ik prijs me extra gelukkig.