Ik ga dagenlang wandelen op het bloemeneiland Madeira. Langs de kust, langs de beroemde levadas en naar een bergtop.
Lees verder
Ik ga voor de tweede keer naar Madeira, ditmaal vooral om te wandelen. Waarbij ik zo'n beetje het gehele eiland over ga. Van de kust omhoog naar de bergpieken. En weer terug.
Het hart van Madeira is ruig. Een van de dingen die dolgraag wil doen is de zonsopgang op een van Madeira’s pieken meemaken. Het liefst boven de wolken uit en dan zien hoe de zon zich er boven uit vecht. Maar ja, daar zit wel een consequentie aan vast.
Ik moet erg vroeg op, al om vijf uur sta ik op en met enige haast zit ik in de auto. Want ja, de zon komt rond zeven uur op. En ik wil er ruim van te voren zijn. Dus vroeg naar bed en vroeg weer op.
Er is een aardige keuze. De hoogste top is Pico Ruivo met een hoogte van 1.862 meter. Een andere bekende is Pico das Torres op 1.847 meter. En je hebt ook nog de Pico de Arieiro op 1.818 meter. Ik vergeet dan nog tientallen andere pieken, maar deze drie zijn relatief makkelijk te bereiken. Wat in het donker ’s ochtends toch wel handig is.
Alle drie hebben ze uitkijkpunten, oftewel speciaal gebouwde platformen voor een goed overzicht. Al heb je eigenlijk van overal een heerlijk uitzicht merk ik al snel. En sta je dan zonder andere toeristen ergens in de wind uit te waaien.
Ik kies voor Pico de Arieiro, die ligt het dichtbij mijn hotel. Al moet ik eerst wel een stuk rijden en dan lopen. De bochtige weg wordt langzaam verlicht door de dageraad. De dageraad, een mooi woord voor het eerste daglicht dat voor de zon uit reist.
Ik zie opvallend veel rode en blauwe kleuren, die als een ring de horizon om me heen vormen. Al heb ik nooit begrepen waarom de ring ook achter me rood is.
Ik parkeer de auto en loop verder. De wind jaagt over de rotsen. De kou is voelbaar, al heb ik het niet koud. Wolken schieten voorbij, af en toe slaan ze letterlijk tegen mijn gezicht. Maar meestal zit ik boven de wolken op zo’n 1.850 meter. Langzaam verdwijnt de rode gloed en piept de zon boven de laaghangende wolken.
De eerste zonnestralen op mijn gezicht zijn heerlijk. De gele brem her en der staat in bloei en geeft het geheel een extra dimensie. Ik wandel naar het uitkijkpunt, maar daar zie ik niets mooiers dan ik overal al zie. Het zachte licht valt over de heuvels, ik weet bijna niet waar ik moet kijken. Ik ga kijken en leg mijn camera neer. Ik wil even genieten.
Op de weg terug stoppen we bij een restaurant voor een koffie met een lokale koek. Twee Madeira vinken komen kijken. Ze lijken op onze vinken, maar zijn veel blauwer. En mooi. willen graag een hapje van mijn koek. En overwinnen gestaag hun angst om dichterbij te komen.
Ik had het al gemerkt; Madeira is een bloemeneiland. En ja, het is voorjaar dus zie ik overal bloemen. Op de markt, in de tuinen en in het wild. Met name in het wild als ik wandel. Waaronder de officiële plant van Madeira, die wuift in de wind.
De prachtig paarse ‘Echium candicans’ komt alleen op dit eiland voor. Er is nog geen Nederlandse naam voor de plant. Het is familie van het slangenkruid, maar meer kan ik niet vinden.
Met gids Fabio ga ik op pad. Hij jaagt de Landrover de smalle berg op alsof zijn leven er vanaf hangt. ,,Het is een tweebaansweg,” lacht hij. Af en toe moeten we stoppen, de auto aan de kant parkeren of zelfs terug naar beneden. Maar het gaat goed, al begrijp ik waarom sommige toeristen dit niet leuk vinden als ze met hun huurauto hier rijden.
In een half uurtje rijden we van de bergen naar de kust. Waar de wandelschoenen weer aan gaan. Het uitzicht over de kliffen is magisch. En ik begrijp waarom het een groen eiland wordt genoemd. Ik zie een waterval vlakbij de kust.
Als ik probeer dichterbij te komen zak ik weg in de modder. Ja, er is regen genoeg hier, dus planten en bomen groeien hier uitbundig. En ik moet meer opletten, dat is duidelijk.
Een paar schapen grazen aan de rand van de rotsen. Ze houden mij in de gaten, maar eten toch wel door. Af en toe kijken ze naar die vreemde snuiter met zijn fotocamera. Ik kan ze geen ongelijk geven.
Iets verderop ligt Ponta de São Lourenço. Dit is het ongeveer 6 kilometer lange schiereiland in het oosten van Madeira. Een heerlijke plek om te wandelen langs de rotswanden, waarbij de uitzichten steeds veranderen.
Hier is het dor en slaat de zee gaten in de rotsen, met grotten tot gevolg. Waaronder Ponta do Buraco. In de rotsen zijn overduidelijk de lavastromen te zien die hier verticaal een mooi lijnenspel vormen. Ook hier zijn uitkijkpunten, maar met neme de wandelpaden zijn het ontdekken waard.
Levada’s zijn irrigatiekanalen die al in de zestiende eeuw op Madeira zijn aangelegd. Op deze manier werd het kostbare water uit het regenrijke noorden van het eiland, naar het veel drogere zuiden gebracht. Vaak dwars door het bergachtige hart van het eiland.
Madeira heeft tientallen levadas. Tegenwoordig zijn het vooral wandelpaden, waarbij je langs het kanaal loopt. Ze zijn bewegwijzerd en vaak met elkaar verbonden. Waardoor je dagenlang door het hart van het eiland kunt lopen. Maar verdwalen kan ook, zoals af en toe gebeurt.
Ik ga op pad en verbaas me over de slimheid waarmee gebruik is gemaakt van de soms beperkte hoogteverschillen. Het water stroomt ook nu nog, waardoor ik veel waterplanten zie. En op sommige plekken loopt het water gewoon langs de rotsen naar beneden. Tussen de varens en wilde bloemen door.
Al snel zie ik een waterval, loop ik door tunnels en voel ik me op bezoek bij door Moeder Natuur. Bij een waterval stop ik om even tot rust te komen. Het water is ijskoud en ik zie bergforellen zwemmen.
Ik ontdek nog een andere waterval, die zich naar beneden stort. Dit is waarom ik dit soort eilanden heerlijk vindt. Op ontdekkingstocht en me dan verwonderen over van alles en nog wat.